De Bolster Tuiboon “Erster Mai”, 55 g

Een zeer vroeg, productieve soort, geschikt voor alle grondsoorten. Zeer fijne, ronde erwten.

Zaaien: Van maart tot half mei langs beide zijden van een latwerk. Zaaidiepte 2-3 cm op een afstand van 3-4 cm. Als er meerdere rijen zijn, laat dan een afstand van 1,50 m tussen de rijen.

Oogst: In juni/juli. Pluk de peulen regelmatig als ze jong zijn, voordat ze dik worden.

Verse suiker, pulp en Oost-Indische kers voegen smaak toe aan de moestuin. Ze zijn niet veeleisend en gemakkelijk in de verzorging, hebben nauwelijks last van ziekten en ongedierte en verrijken de bodem met stikstof; veel goede redenen waarom deze soorten zo aantrekkelijk zijn voor de thuiskweek.

Ze kunnen rondkomen met weinig kunstmest.

Er zijn twee hoofdgroepen: Lage soorten met een hoogte erboven. 70 cm (struiktype) en de hoge types (klimtypes). De struiksoorten kunnen in principe zonder steun gekweekt worden, maar ook hier heeft het kweken op een laag latwerk of op scheuten voordelen: het doorplukken gaat veel gemakkelijker en er liggen geen peulen op de grond.

De klimsoorten moeten zeker aan een draad omhoog groeien. Als je op een hekwerk kweekt, kun je aan beide kanten een rij zaaien. De gebruikelijke rijafstand tussen struiksoorten bedraagt ​​50 cm, waarbij de rijafstand tussen de 3 en 5 cm ligt. Als er veel vogels en muizen zijn, zaai dan voldoende diep (3-4 cm).

Voor alle Oost-Indische kers, merg en tuinbonen geldt: hoe eerder er wordt gezaaid (in maart/april), hoe beter de opbrengst. Zaaien in mei en later zal resulteren in een lage vruchtzetting en problemen met echte meeldauw.